Interview met Mirjam Terhorst in het FD
Bij een advocatenkantoor stapte je vroeger alleen op als je geen partner kon worden. Dat is nu wel anders, merken Mirjam Terhorst en haar vroegere baas Ep Hannema.
Zelfs bij druilerig weer is het uitzicht over de Amstel magistraal. Op de 24ste verdieping van de Rembrandttoren zit Norton Rose Fulbright, het internationale advocatenkantoor waar Mirjam Terhorst veertien jaar geleden haar loopbaan begon. In vlammend rode jurk maakt zij haar entree en begroet ze haar eerste baas, Ep Hannema. Ze is hier tussentijds nog weleens geweest. Voor een evenement van vrouwennetwerk Women in Red. Je zou kunnen zeggen dat ze elkaar kruisten: zij begon als advocaat en stapte over naar het bedrijfsleven, bij hem ging dat net andersom. Na zijn rechtenstudie in Leiden werd Hannema managementtrainee bij Ahold.
Zijn eerste klus: bedrijfsleider van de avondwinkel van Albert Heijn in Rotterdam. Nogal een overgang. ‘Door de werktijden had ik nauwelijks meer een sociaal leven.’ Hij zag zichzelf niet stapje voor stapje bij de multinational opklimmen. Vrienden haalden hem over te solliciteren bij het vooraanstaande advocatenkantoor NautaDutilh. Terhorst hield het na een paar jaar juist voor gezien in de advocatuur, deed haar MBA en ging naar ‘de overkant’: ze werd investeerder bij de private-equityafdeling van Rabobank, aan de overzijde van het Amstelplein. De scheidslijn tussen een klassiek advocatenkantoor en een onderneming is minder scherp dan je zou veronderstellen, zegt Hannema. Al had hij misschien gewoon geluk. Bij NautaDutilh mocht hij een Oost-Europa-praktijk helpen opzetten. De Berlijnse Muur was net gevallen en Nederlandse bedrijven die oostwaarts hun geluk beproefden, konden wel wat juridische assistentie gebruiken. Hannema zat een jaar in Polen. Een van zijn klanten daar was Farm Frites, dat probeerde de Poolse bevolking aan de Zuid-Hollandse frieten te krijgen.
In 2002 zette Hannema met een paar collega’s de Nederlandse vestiging van Norton Rose Fulbright op. Veel jonge advocaten van de grote kantoren begonnen in die tijd een eigen kantoor, vertelt hij. ‘Vroeger ging je alleen weg als je geen partner kon worden, tegenwoordig gebeurt dat meer vanuit kracht. Klanten hechten ook minder aan een deftige naam. Ze kiezen gespecialiseerd juridisch advies bij elke klus.’ From scratch bouwden ze het kantoor op. Hard werken. ‘De zaken kwamen niet meer als gebraden kippetjes langsvliegen.’
Mirjam Terhorst werd als een van de eerste advocaat-stagiairs aangenomen. Dat ondernemende trok haar. ‘Hoe kleiner het kantoor, hoe meer een mentaliteit van je handen uit de mouwen steken.’
Zij paste daarbij, vond Hannema. ‘Ze was niet bang uitgevallen. Bij private-equityzaken voer je geen procedures van vijf jaar waarvoor je de archieven in duikt, maar heb je dagelijks contact met ondernemers. Dan moet je no-nonsense zijn.’ Terhorst leerde van haar eerste baas hoe belangrijk goed luisteren is. ‘Je moet bij die mkb-ondernemers niet binnenkomen van: ik ben de advocaat en weet wel hoe het zit. Met juridische spitsvondigheden doe je hun geen lol.’ Was het buffelen voor Terhorst, die eerste tijd? Ze haalt haar schouders op. ‘Advocatuur is “a way of life”. Eetafspraken met vrienden moest ik regelmatig afzeggen omdat er werk tussen kwam. Dat vond ik niet erg.’ Ze ontmoette hier ook haar man.
Eetafspraken met vrienden moest ik regelmatig afzeggen omdat er werk tussen kwam.
Starters zijn nu wel vaker bezig met de balans tussen werk en privé, merkt Hannema. Verschillende getalenteerde jonge medewerkers kozen ervoor om na enkele jaren zzp’er te worden. ‘Bij grote projecten schakelen we hen in. Maar ik denk weleens: waar begin je aan als zzp’er? Zeker als je jonge kinderen hebt.’ Terhorst glimlacht. Dat ze tijdelijk werd gedetacheerd bij Rabo Private Equity vond Terhorst aanvankelijk maar zozo. ‘Daar had ik niet voor gekozen, ik wilde advocaat zijn.’ Maar al doende werd ze door het vak gegrepen. Ze stapte over. ‘Ep toonde begrip. Hij zei: als ik jong was geweest, had ik het misschien ook gedaan.’ De investeringstak van Rabo bediende alleen bedrijven die € 2 mln of meer nodig hadden. Dat bracht Terhorst op een idee. ‘Ik merkte dat er veel behoefte was aan lagere bedragen, dat was een braakliggend terrein. Zeker in de crisis trokken de banken zich met hun kredietverlening terug uit dat segment.’
Ze besloot in dat gat te springen. ‘Al was het best lastig om de gouden handboeien af te slaan’, zegt ze. Met een collega zette ze FundIQ op, dat achtergestelde leningen uitgeeft aan groeiende Nederlandse ondernemingen. Waar banken doorgaans gespitst zijn op zekerheden, kijken Terhorst en haar collega vooral naar kasstromen en het toekomstperspectief van bedrijven. ‘Wij hebben meer een private-equityblik.’ Het eerste fonds, van ruim € 30 mln, is nu opgezet. De 25 investeerders kregen een zetje door de garantstelling van het ministerie van Economische Zaken. ‘Minister Kamp zocht alternatieve financieringsmogelijkheden voor het mkb. Zo kwamen we uit het kip-of-eiverhaal: zonder trackrecord geen investeerders, zonder investeerders geen trackrecord.’
Ze heeft destijds haar oude baas gevraagd naar zijn visie op de plannen voor FundIQ. ‘Als je ideeën niet deelt, is er gevaar dat je in een tunnel terechtkomt’, aldus Terhorst. Achteraf had ze gewild dat ze hem vaker om feedback had gevraagd, ook toen ze nog bij Norton Rose Fulbright werkte. ‘Pas wat verderop in je loopbaan durf je je kwetsbaar op te stellen, te vragen: wat vind je ervan? Eigenlijk jammer, je leert daar zoveel van.’
Verschenen in: Het Financieele Dagblad
Datum: 18-03-2017
Auteur: Lizanne Schipper
Beeld: Elmer van der Marel